e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197a plaats=Terlinden

Overzicht

Gevonden: 2962
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biddag bededag: bééjdaag (Terlinden) Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)] III-3-3
biddag voor het gewas bededag: bēēdaag (Terlinden) De Biddag voor het Gewas. [N 96C (1989)] III-3-3
bidden beden: bèèje (Terlinden), speuren: špø̄rǝ (Terlinden) Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] || Het in dezelfde richting met de kop vooruithangen, voordat de bijen aanstalten maken aan te vliegen. [N 63, 35] II-6, III-3-3
bidden uit dankbaarheid bedanken: bedaanke (Terlinden) Bidden uit dankbaarheid [danke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
bidprentje doodsprentje: doeëdspreentsje (Terlinden) een bidprentje, doodsprentje, gedachtenisprentje, tijdens de uitvaartdient uitgereikt, "beeldje"[doeëdetsiddel] [N 96D (1989)] III-2-2
biecht biecht: de beecht (Terlinden) De biecht [biech]. [N 96D (1989)] III-3-3
biechten (gaan) zich biechten (gaan): zich beegte (Terlinden) Biechten, te biecht gaan, biecht spreken [zich biechte]. [N 96D (1989)] III-3-3
biechtvader biechtvader: beegvader (Terlinden) De biechtvader [biechvadder]. [N 96D (1989)] III-3-3
bietenkapmes zeissel: zɛ̄sǝl (Terlinden) Speciaal voor dit doel vervaardigd lang gebogen mes, "met een handvat als van een zaag", merkt de zegsman in L 322 op. Het werd gedaan met een "gewoon mes", een "broodmes" in: K 278, 357, L 211, 265, 282, 286, 291, 314, 322a, 324, 355, 355a, 366, 413, 416, 420, P 176, Q 2, 4, 72; met "de sikkel" in K 359, L 331, 355, 370, 374, Q 2, 2b, 99*; onder de "zessel" en de "hiep" wordt een hakmes verstaan. [N 12, 47; monogr.] I-5
bietenmolen krotenmolen: krōtǝmø̄ǝlǝ (Terlinden) Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d] I-5