e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197a plaats=Terlinden

Overzicht

Gevonden: 2962
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baarmoeder van de kip eierstok: ē̜i̯ǝrstok (Terlinden) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
bak om boter in te kneden pateel: pǝtīǝl (Terlinden) Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I] I-11
baksteen brik: brek (Terlinden) Uit klei of leem gebakken steen die voor metselwerk, en in hardgebakken vorm, ook voor bestrating wordt gebruikt. Het woordtype rijnvorm (P 47) duidt een bepaald formaat (180x 85x50 mm) van steen aan dat als basis dient om het stukloon te berekenen (Schuddinck, pag. 164). De benaming klinker wordt volgens Coopman (pag. 34) gebruikt voor de beste soort baksteen. Over de waalsteen merkt hij op (pag. 87) dat deze aan de oevers van Waal, Boven-Rijn, Lek en Maas wordt gebakken. [Wi 10; S 37; L 32, 95; N 98, 160; N 30, 52a; monogr.] II-8
baldadig (persoon) uitgelaten: oetgelaote (Terlinden), wild: weeld (Terlinden) wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)] III-1-4
baldakijn hemel: hiemel (Terlinden) De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)] III-3-3
balorig eigenzinnige, een -: ègezinnige (Terlinden) niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
bang bang hebben: bang höbbe (Terlinden) het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik bangerik: bangerik (Terlinden) iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4
barensweeën het is zo wijd: t is zoe wièt (Terlinden) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
bascule bascule: baskul (Terlinden), waag: Van Dale: I. waag, 1. toestel om te wegen.  waog (Terlinden) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1