e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214a plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1781
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broodje broodje: Men kende de volgende soorten broodjes van fijner wittebroodsdeeg of van krentedeeg, al of niet met sucade; saucijzebroodjes van korstdeeg en worstbroodjes van verfijnde wittebroodsdeeg; pistolés  bryətjə (Geysteren), stoet: styt (Geysteren) eindkorst van het brood, of klein broodje, meestal gebakken van de rest van het deeg als dat te veel was voor een bak || klein broodje van wittebrood III-2-3
broodmes broodmes: bruətmɛs (Geysteren) broodmes III-2-1
broodoven oven: ǭǝvǝ (Geysteren) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodpop buikman: bukman (Geysteren), weggenkerel: wɛgəkeͅl (Geysteren) brood met krenten in de vorm van een man gebakken (sint Nicolaas) || mannetje van deeg met krenten gebakken III-2-3
brouwer brouwer: brǫwǝr (Geysteren) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2
brug brug: brøͅx (Geysteren) brug [RND] III-3-1
bruid bruid: bruud (Geysteren), brüd (Geysteren) bruid [DC 05 (1937)] III-2-2
bruidegom bruidegom: brudegom (Geysteren), bruigom: bruugom (Geysteren) bruidegom [DC 05 (1937)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: bruudje (Geysteren) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] III-3-3
bruiloft bruiloft: brulleft (Geysteren) bruiloft III-2-2