e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214a plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1781
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijgooier garvenschieter: gɛrǝvǝsxitǝr (Geysteren) De bijgooier is de tussenpersoon tussen de afsteker van de wagen en de tasser in de schuur. Zie de toelichtingen bij de lemma''s ''graan stapelen in de schuur'' (5.1.11) en ''afsteker'' (5.1.12). [N 15, 50; monogr.] I-4
bijkeuken, achterkeuken goot: gø͂ͅt (Geysteren) achterkeuken III-2-1
bil bats: bàts (Geysteren, ... ), bil: bil (Geysteren, ... ), bìl (Geysteren, ... ) Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] III-1-1
binder binder: bindǝr (Geysteren) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
blad (alg.) blad: blad (Geysteren) blad III-4-3
blad, bladeren van een plant blader: blē̜r (Geysteren) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladkool, snijkool sloor: sloor (Geysteren) I-7
bladrozet van de paardebloem stob: stoeb (Geysteren), rozet van de paardebloem  stoeb (Geysteren, ... ), stobbe: ook: stoebe  stoepe (Geysteren), ook: stoepe  stoebe (Geysteren) paardebloem, bladrozet van [DC 13 (1945)] || rozet ve paardenbloem III-4-3
blankvoorn, voorn voorn: vòre (Geysteren) voren, vis III-4-2
blaten bleren: blē̜rǝ (Geysteren) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12