e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214a plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1781
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boom (alg.) boom: boeëm (Geysteren), buəm (Geysteren) boom [RND] III-4-3
boomgaard bogaard: boͅgərt (Geysteren), bongerd: boŋərt (Geysteren) I-7
boomgroep drieklets: kastanjes, of hazelnoten; ook wel vierklets, viefklets.  drieklets (Geysteren) 3 stuks bomen bij elkaar III-4-3
boomstronk boks: boks (Geysteren), poest: knar, oude vergroeide eikenstronk  poest (Geysteren) boomstronk || onderstuk ve boom dat na het afzagen in de grond blijft III-4-3
boon, algemeen bonen: būǝnǝ (Geysteren), boon: boeën (Geysteren), būǝn (Geysteren) boon || Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5, I-7
boos kwaad: kwāōd (Geysteren) kwaad, boos III-1-4
bord schotel: sxotəl (Geysteren), telder: tēldər (Geysteren) bord om van te eten || schotel, bord III-2-1
bordenrek, schotelrek telderrek: tēldərrɛk (Geysteren) bordenrek III-2-1
boren boren: bōrǝ (Geysteren) [N 53, 180a; monogr.] II-12
borrel drupje: drøͅpkə (Geysteren) glaasje jenever III-2-3