e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bal bal: Sjotte mit ne bal.  bal (Roermond), bol: De bul ligke vas veur de pórt (beugelspel).  ból (Roermond) Bol: 1. rond voorwerp, bal. || I. Bal: 1. bolrond voorwerp. III-3-2
bal gehakt bal gehakt: Syst. WBD  bal gehak (Roermond), frikadel: frikkedel (Roermond, ... ), Syst. Veldeke  frikkedel (Roermond), gehaktbal: gehakbal (Roermond, ... ), gehaktbol: gehakból (Roermond) Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)] || gehaktbal III-2-3
baldadig (persoon) uitgelaten: oetgelaote (Roermond), oetgəlaotə (Roermond) wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)] III-1-4
baldakijn baldakijn: baldekein (Roermond) De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)] III-3-3
balein balein: belien (Roermond, ... ), blien (Roermond), B.v. De beliene van e kersjet.  belīēn (Roermond) balein || balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balk balk: balǝk (Roermond) In het algemeen bezaagd hout met een afmeting groter dan 15 x 20 cm. [N 50, 73p; L 40, 56 add.; monogr.] II-12
balken onder de verhoogde tasruimte schuurhouter: [schuur]hǫu̯tǝr (Roermond) De balken die de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer dragen. Zie de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70b] I-6
balken van de zolder boven de dorsvloer legerhouter: lē̜ ̞gǝrhǫu̯tǝr (Roermond) De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.] I-6
balkenbrij balkenbraris: balkebraris (Roermond), balkenbrij: balkebrei (Roermond), balkebrie (Roermond, ... ), balkebriej (Roermond), balkəbrī (Roermond, ... ), In balkenbrie mótte flink get krepkes zitte  blakenbrīēj (Roermond), Syst. Veldeke  balkebriej (Roermond), kruipuit: karboed (Roermond), karboet (Roermond), tuut: tuut (Roermond), Syst. WBD -uu- lang.  tuut (Roermond) balkebrij || balkenbrij [Roukens 03 (1937)] || Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
balorig eigenwijs: eigewies (Roermond, ... ), koppig: köppig (Roermond), wars: wéérs (Roermond) niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4