29960 |
kruizeel |
hulp:
hø̄lǝp (P196p Veulen),
riem:
riǝm (P196p Veulen)
|
Riem die om de schouders gelegd wordt en aan de berries van de kruiwagen wordt vastgemaakt om het werk van de voerder te verlichten. Zie ook het lemma kruizeel in wld II.9. [N 18, 99, 100; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; JG 2c; L B, 90; L 35, 31; A 42, 16; monogr]
I-13
|
19632 |
kussensloop |
overkussen:
oͅu̯ərkøsə (P196p Veulen)
|
een kussensloop (van een hoofdkussen) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
24880 |
kweek |
hondstand:
hontstant (P196p Veulen)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (P196p Veulen)
|
laars [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
24917 |
landstreek |
streek:
strøͅjk (P196p Veulen)
|
streek [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lati̯āən (P196p Veulen)
|
lantaarn [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
Stof.
lap (P196p Veulen)
|
lap [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
adərdom (P196p Veulen)
|
ouderdom; op zijn - [ZND B1 (1940sq)]
III-2-2
|
17815 |
leggen |
leggen:
legə (P196p Veulen)
|
leggen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21503 |
lenen |
lenen:
lɛ̄jnə (P196p Veulen)
|
leenen [ZND 14 (1926)]
III-3-1
|