e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

Gevonden: 1683
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een ei schouwen keuren: kyǝrǝ (Gelinden) Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56] I-12
een huis huren huren: hyərə (Gelinden) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een kring op de grond trekken een ring op de grond trekken: treke: eerste e is een lange ee  enen rijnk op de gront treke (Gelinden) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een nachtmerrie hebben de maar gehad hebben: xhəptə moͅ gəhat (Gelinden) Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)] III-1-2
een paar schoenen een paar schoenen: ə pōər sxuən (Gelinden) een paar schoenen [ZND 06 (1924)] III-1-3
een paard beslaan beslaan: bǝsluǝ.n (Gelinden) Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.] II-11
een pak slaag krijgen strepen krijgen: streͅīpə (Gelinden) hij zal strepen krijgen (een pak slaag) [ZND 07 (1924)] III-1-2
een riek mest flok/vlok (mest): flǫk (Gelinden) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een veulen werpen veulen: vø̄i̯.lǝ (Gelinden) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9
een zandbad nemen flodderen: flodǝrǝ (Gelinden) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12