e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

Gevonden: 1571

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ademen ademen: oame (Grubbenvorst) ademen [SGV (1914)] III-1-1
ader ader: oar (Grubbenvorst), oare (Grubbenvorst) ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1
afkijken afkijken: aafkieken (Grubbenvorst) afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)] III-3-1
afkomst afkomst: aafkŏŏmst (Grubbenvorst) afkomst [N 87 (1981)] III-2-2
afschepschop afschepschup: ãfsxø̜psxøp (Grubbenvorst) Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.] I-1
aftroggelen tengelen?: tengele (Grubbenvorst) troggelen (af~) [SGV (1914)] III-3-1
afvallen van bladeren beginnen te vallen: De blaar beginne te vallen. De bloome beginne te ruzelen. (Grubbenvorst), ruizelen: ruzelen (Grubbenvorst), ruzelen: De blaar beginne te vallen. De bloome beginne te ruzelen. (Grubbenvorst) afvallen van bladeren [DC 48 (1973)], [Goossens 1b (1960)] III-4-3
afwasteil, afwasbak afwasbak: aafwasbak (Grubbenvorst), schotelenbak: schottelenbak (Grubbenvorst) afwasbak [N 07 (1961)] III-2-1
akker land: laŋkt (Grubbenvorst), veld: vɛlt (Grubbenvorst) Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.] I-8
akkersleep, weidesleep sleep: slęi̯p (Grubbenvorst) Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.] I-2