23470 |
de zondag inluiden |
zondag luiden:
zondag luuje (L192a Siebengewald)
|
Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19396 |
deken |
deken:
däke (L192a Siebengewald)
|
Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24076 |
dekenaat |
dekenaat (<fr.):
dikenaat (L192a Siebengewald)
|
Een dekenaat. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34253 |
deksel van de karnton |
plank:
plāŋk (L192a Siebengewald)
|
Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.]
I-11
|
32618 |
deksel van de metalen gierton |
dekkel:
dękǝl (L192a Siebengewald)
|
De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.]
I-1
|
23319 |
deugd |
deugd:
deugd (L192a Siebengewald)
|
Deugd. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23954 |
deugdzaam |
deugdzaam:
deugzaam (L192a Siebengewald)
|
Deugdzaam. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19684 |
deur |
deur:
døǝr (L192a Siebengewald)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
19807 |
dienblad |
dienblad:
dīnblat (L192a Siebengewald)
|
dienblad [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
23797 |
dienst van goede vrijdag |
goede-vrijdagdienst:
goeje vrijdag dienst (L192a Siebengewald)
|
De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|