31202 |
dommekracht |
winde:
wīn (L192a Siebengewald)
|
Werktuig om zware voorwerpen op te tillen. Het bestaat uit een zware kast, waarin een getande stang met haak door middel van een zwengel omhoog en omlaag kan worden bewogen. De dommekracht wordt onder het op te heffen voorwerp geplaatst. Zie ook afb. 3. [N 33, 219]
II-11
|
23794 |
donkere metten |
duistere dagen:
duustere daag (L192a Siebengewald)
|
De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dôôt (L192a Siebengewald)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
dodskéés (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald),
dutskist (L192a Siebengewald)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodskleed:
wit laken
dodskleed (L192a Siebengewald)
|
doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
dodsklok (L192a Siebengewald)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23958 |
doodzonde |
doodzonde:
doodzund (L192a Siebengewald)
|
Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34537 |
dooier |
dooier:
dǫi̯ǝr (L192a Siebengewald)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
23204 |
doop |
doop:
deup (L192a Siebengewald)
|
Een doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24005 |
doopbelofte |
doopgelofte:
deupgelöfte (L192a Siebengewald)
|
De doopbeloften zoals ze worden afgelegd door peter en meter. [N 96D (1989)]
III-3-3
|