32690 |
diep |
diep:
dīp (L192a Siebengewald)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
23565 |
dirigent van het zangkoor |
dirigent (<du.):
dirigent (L192a Siebengewald)
|
De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23931 |
dispensatie |
vrijstelling:
vrëjstelling (L192a Siebengewald)
|
De ontheffing, vrijstelling van een kerkelijk gebod of voor-schrift (op het gebied van de zondagsheiliging, vasten en onthouding, huwelijk). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20332 |
dochter |
deern:
dèr (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald),
deerne:
cf. WNT s.v. "deern - deerne
dènne (L192a Siebengewald),
dochter:
döchter (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald)
|
(dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
lijk:
liek (L192a Siebengewald)
|
het lijk [de liech] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23388 |
dodenhuisje |
lijkenhuisje:
liekehuuske (L192a Siebengewald)
|
Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20441 |
dodenwake |
dodenwaak:
daojewaak (L192a Siebengewald)
|
de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18983 |
dom |
dom:
dom (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald)
|
Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] || Een kathedraal. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23551 |
domine salvam fac reginam nostram |
voor de koningin:
vur de keuningin (L192a Siebengewald)
|
Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24099 |
dominicaan |
dominicaan:
domenicaan (L192a Siebengewald)
|
Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|