e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q012p plaats=Rekem

Overzicht

Gevonden: 3899
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blusbak kalkbak: kalǝk˱bak (Rekem), lesbak: løš˱bak (Rekem) De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.] II-9
blussen blussen: bløšə (Rekem), bləsschin (Rekem) blussen [ZND 23 (1937)] III-3-1
bluts bluts: bluts (Rekem), blûtsj (Rekem) Deuk: een buiging in een effen oppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, duts, bluts, dumpel) [N 108 (2001)] III-1-2
blutsen blutsen: bloetšə (Rekem), blusjen (Rekem) blutsen [ZND 01 (1922)] || De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bochel bochel: bochel (Rekem), bult: bul (Rekem), bult (Rekem), kroef: krof (Rekem, ... ), kroof (Rekem), krŏf (Rekem), kroͅf (Rekem), pokkel: pŏkel (Rekem) bochel [ZND 01 (1922)] || bochel (bult, hoge rug) [ZND B1 (1940sq)] || bult [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bode bode: bōͅj (Rekem, ... ) bode [ZND 01 (1922)] III-3-1
boek boek: b"k (Rekem), book (Rekem), bōk (Rekem, ... ) boek [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] III-3-1
boekweit boekweit: bōkǝnt (Rekem) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boekweitpannenkoek boekweitse koek: bookissekook (Rekem), boxəsəkōk (Rekem), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  bokəsə kōk (Rekem), bōkəsə kōk (Rekem) boekweiten koek [ZND B2 (1940sq)] || boekweitkoek, pannekoek [ZND 01u (1924)] || pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
boer boer: būr (Rekem), būr (Rekem), de boer woent op ein boerderéej (Rekem), də būr (Rekem), labeurder: labø̜̄rdǝr (Rekem) boer [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1926)] || Vertaal in het dialect en vul aan: De boer woont op een ... (Fr. ferme geef de verschillende namen voor grote en kleine bedrijven, indien er bestaan. [ZND 22 (1936)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6, III-3-1