e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
botervlootje boterpot: Verklw. boeëterpötje  boeëterpot (Nederweert, ... ), botervlootje: būətərvly(3)̄ətjə (Nederweert), vlootje: vluuëtje (Nederweert) botervloot || botervlootje III-2-1, III-2-3
bouwland akker: akǝr (Nederweert), akkergrond: akǝrgronjtj (Nederweert), bouwgrond: bǫu̯wgronjtj (Nederweert), grond: gronjtj (Nederweert), land: lanjtj (Nederweert), veld: vɛljtj (Nederweert) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval keviep: kəvip (Nederweert), schevaak: schevaak (Nederweert), sxəvā.k (Nederweert), schlevaak: schlevaak (Nederweert), sxləvā.k (Nederweert) bouwval || gebrekkig bouwsel || oud en bouwvallig bouwsel III-2-1
bovenbonkelaar bonkelaar: boŋkǝlǝr (Nederweert) De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.] II-3
bovendeel van de rug rug: oppe rök (Nederweert) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-1
bovenlicht bovenlicht: bōvǝlēxt (Nederweert), kopraam: kǫprām (Nederweert), spinnekop: spenǝkǫp (Nederweert) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenmate, hevig, zeer ontaard: óntaartj (Nederweert), ontiegelijk: óntieglik (Nederweert) buitengewoon, in hoge mate III-4-4
bovenring kruiring: krøjreŋ (Nederweert) De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106] II-3
bovenste handvat bovenste houwer: bø̄vǝstǝ hǫu̯ǝr (Nederweert) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
braadpan braadpan: brōͅtpan (Nederweert), kasserol: kəstroͅl (Nederweert), kelle: keͅlə (Nederweert) braadpan || gietijzeren braadpan, ketel || kookpan, braadpan III-2-1