e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
willen willen: wil-le (Horst), willə (Horst) willen [SGV (1914)] || willen (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
wimper oogsvlim: ōēgsflimmən (Horst), wimper: wimper (Horst) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
wind (alg.) wind: weend (Horst) wind [SGV (1914)] III-4-4
windborden stormplanken: stǫrǝmplɛŋk (Horst) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
winderig weer winderig (weer): winderig (Horst) winderig [SGV (1914)] III-4-4
windluiken, waterdeuren waterdeuren: wātǝrdø̄rǝ (Horst) De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60] II-3
windpeluw pulf: pølǝf (Horst), windpulf: wentpølǝf (Horst) De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.] II-3
windzuiger windhapper: wenthapǝr (Horst), windzuiger: wentzȳgǝr (Horst) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkel winkeltje: winkelke (Horst) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] III-3-1
winkelhaak winkelhaak: wīnkelhoak (Horst), wēŋkǝlhǭk (Horst) Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, III-1-3