e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

Gevonden: 3499
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zinkbewerker zinkwerker: zęŋkwē̜rkǝr (Zolder) Ambachtsman die zink en blik verwerkt, dakgoten herstelt, etc. Een aantal opgaven kunnen mogelijk meer algemeen van toepassing zijn op een loodgieter. [N 64, 161b; L 34, 17a-b; monogr.; div.] II-11
zitbank bank: baŋk (Zolder) op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1
zitplaats van de duif bak: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  zène bák (Zolder), plankje: (jonge duif).  e plé.nkske (Zolder) de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)] III-3-2
zitten zitten: zitten (Zolder), zittə (Zolder) zitten [ZND 46 (1946)] III-1-2
zitvlak van een broek kont: ko.nt (Zolder), kont (Zolder), kruis: tøsəbins da wàr ət krø͂ͅs (Zolder), zolder: zolər (Zolder) het kruis van de broek (zolder, kont, kruis, schreej enz.) [N 59 (1973)] III-1-3
zo arm als ... zo arm als de straat: hij əs zəu ɛrm as də stroat (Zolder) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zogen, voeden (overg.) aan de tet leggen: aone tét lèje (Zolder), de borst geven: de borst geven (Zolder), de bórst giëve (Zolder), de borst laten: de bórst loeëte (Zolder), de tet geven: de tét gieëve (Zolder) borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 115 (2003)] III-2-2
zolder boven de dorsvloer sinkel: se.ŋkǝl (Zolder) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zoldergat, opening in de koestalzolder schelf(t)kot: sxęlǝfkut (Zolder) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer zolderkamer: zoͅlərkāmər (Zolder) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1