e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gingelom

Overzicht

Gevonden: 1973

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbeienvlaai aardberenvlaai: Syst. Frings  ēͅət˂bēͅərəvla͂əi̯ (Gingelom), eͅrt˂bēͅrəvlaəi̯ (Gingelom) Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aarden pot kroeg: krux (Gingelom) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aars kont: kǫnt (Gingelom) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
aas in het kaartspel aas: ozen (Gingelom), haas: hatte hoas (Gingelom) Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2
abuis mis: djee zijt mis (Gingelom), ook materiaal znd 19a,6  djee zijt mis (Gingelom) abuis [ZND 01 (1922)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achtergebleven hooi harken bijeengritselen: bęi̯ē̜ngretsǝlǝ (Gingelom) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterhaam: axtǝrhǭm (Gingelom) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard (het) achterste: ɛstǝ (Gingelom) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhoofd achterhoofd: axtərút (Gingelom), achterste van de kop: eͅstə van də koͅp (Gingelom) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterknie achterste knie: axtǝrstǝ knē̜i̯ (Gingelom) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9