e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte muts met sierkrans en afhangende linten bredase muts: bredase møts (Achel) muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte vlekken duivelsplekken: dȳvǝlsplɛkǝn (Achel), duivelsvlekken: dȳvǝlsvlɛkǝn (Achel) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
woelen schravelen: schravelen (Achel) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] III-1-2
woest, onachtzaam lopen hollen: hoͅlən (Achel) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wol wol: wol (Achel) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7
wolfsdak wolfsdak: wǫlvs˱dak (Achel) Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.] II-9
wolfseinde schildje: sxeltšǝ (Achel) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9
wolfsgebit, gebroken gebit gebroken gebit: gǝbrōkǝn gǝbē.t (Achel), trens: trɛ.ns (Achel) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wollen muts (kinderen) pots: poͅts (Achel) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonderen doen wonderen doen: wonderen doeng (Achel) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3