e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaniken, zeuren zaniken: zanike (Brunssum), zauwelen: zauwele (Brunssum), zeveren: severu (Brunssum), zee⁄vərə (Brunssum), zevurn (Brunssum) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1
zedelijk slecht meisje loeder: loddur (Brunssum) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zedig zedig: zedig (Brunssum) zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)] III-1-4
zeef zeef: zeef (Brunssum), zief (Brunssum) zeef [SGV (1914)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1
zeemlap zeemlap: zeemlèp (Brunssum) zeem (leder) [SGV (1914)] III-2-1
zeepsop luter: (uu v, muur).  luuter (Brunssum), (uu van muur).  luuter (Brunssum), zeepsop: (uu van muur).  zeepsop (Brunssum) sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)] III-2-1
zeer grote aardappelen bonken: bøŋk (Brunssum) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5
zeer kleine aardappelen krielaardappelen: krilērpǝl (Brunssum), varkensaardappelen: vęrkǝsērpǝl (Brunssum) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5
zeer warm weer hits: hits (Brunssum), (i open).  hits (Brunssum) hitte [SGV (1914)] || sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zeggen zeggen: ziggn (Brunssum), zèggen (Brunssum), Eng. i  zi(c)(c)e (Brunssum) uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)] || zeggen [SGV (1914)] || zeggen; ik ben bij de vrouw geweest en heb het tegen haar gezegd; ze zeide, dat ze het ook aan haar dochter zou - [DC 03 (1934)] III-3-1