e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L192p plaats=Bergen

Overzicht

Gevonden: 1064
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koorts koorts: kurts (Bergen) koorts [RND] III-1-2
kopen kopen: koêpe (Bergen) kopen (geen context) [DC 37 (1964)] III-3-1
koppig steense bok: steense bok (Bergen) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h] I-9
kopspie spieën/spijen: spieën/spijen (Bergen) De wiggen waarmee de roeden aan de voorzijde in de askop worden vastgezet. [N O, 3c; A 42A, 77] II-3
korset korset (<fr.): kurset (Bergen) jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
korst korst: korst (Bergen) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
korte broek korte boks: korte boks (Bergen) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte overjas jekker: jekker (Bergen) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
koster koster: k^ö.stər (Bergen) koster [RND] III-3-3
koud, mistig en somber weer het staat te luisteren: ’t wêêr stet te luustere (Bergen), mistlucht: mist-lōcht (Bergen), nevelig (weer): nevelig (Bergen) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4