e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289h plaats=Boshoven

Overzicht

Gevonden: 811
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niet behouden verlopen: vǝrlǫu̯pǝ (Boshoven) Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b] I-11
niet drachtig gust: gø̜st (Boshoven) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
nijptang nijptang: nī.ptaŋ (Boshoven) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
nog in het ei zittend kipje schaalkuiken: sxālkykǝ (Boshoven) [N 19, 40a] I-12
olielamp snotnaas: #NAME?  snoͅtnās (Boshoven) olietuitlampje zonder glas III-2-1
oliemolen oliemolen: ō.li[molen] (Boshoven) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omheinen afmaken: āfmākǝ (Boshoven) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining van ijzeren spijlen hek: hęk (Boshoven) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes hek: hęk (Boshoven) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen hek: hęk (Boshoven) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8