e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L164p plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoon jong: jong (Gennep, ... ), jōng (Gennep), jóng (Gennep), zie jóng  jó.nk (Gennep), zoon: zoon (Gennep, ... ) jongen, zoon || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; de zoon van de smid is timmerman; volw. [DC 12a (1943)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zorgen voor bezorgd zijn: bezörgt zien (Gennep) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zout zout: salt (Gennep), zalt (Gennep, ... ), zālt (Gennep) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zoutvat zoutvaatje: zālt˃vɛtjə (Gennep) zoutvaatje III-2-1
zuchten knuchen: Grötfât knuchte bij ¯t bukke; cf. WNT VII-2, kol. 4822, s.v. "knuchen"2. kortademig zijn, hijgen  knuchte (Gennep), zuchten: zuchte (Gennep) zuchten || zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuchtje klooiwind: klojwint (Gennep) [N O, 9b] II-3
zuigen zuigen: zuge (Gennep), zuuge (Gennep) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigfles tutfles: tutflés (Gennep), cf. WNT s.v. "tutten (I)"1. (traag) drinken; samenst. "tutfles"(Elemans)  tutfles (Gennep), zuigfles: zūūgfles (Gennep) zuigfles || zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuinig zuinig: zŭŭnig (Gennep), zŭŭnnig (Gennep) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zuiveren vloeien: vloeien (Gennep) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11