e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deuk in een hoed dumpel: dömpel (Puth) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] III-1-3
deur deur: dø̄r (Puth) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurtje in een poortvleugel poortje: pø̜̄rtjǝ (Puth) Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6
diarree dunne, de -: i.e. dysenterie.  aan den dunne zin (Puth) ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1961)] III-1-2
dief dief: deef (Puth) dief [SGV (1914)] III-3-1
dienblad dienblad: dēnblāt (Puth) dienblad [DC 27 (1955)] III-2-1
dienst dienst: deens (Puth, ... ) dienst [SGV (1914)] III-1-4
dier, beest dier: deer (Puth) dier [SGV (1914)] III-4-2
dij bats: bàts (Puth), dij: dij (Puth), dik van het been: dik van het bein (Puth) dij [SGV (1914)] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
dikke boterham smouer: sjmawwer (Puth) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3