e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel uitgedorst stro bussel: bø̜sǝl (Puth) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
bustehouder korsetlijfje (<fr.): kersjetliefke (Puth) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
buurman nabuur: noaber (Puth) buurman [SGV (1914)] III-3-1
buurt nabuurschap: noaberschap (Puth) buurt (in de ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurten plenken: WNT: plenken, 3. ... in de gebuurte den avond al koutende doorbrengen.  plenke (Puth) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1
capuchon kap: kap (Puth), tourette (fr.): WNT: trette. Uit fr. tourette, door plant. vermeld als naam voor een vrouwelijk hoofddeksel.  trööt (Puth) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
castreren snijden: šnīi̯ǝ (Puth) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] I-9
cavalier cavalier (fr.): Cavelier (Puth) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1
cel cel: cel (Puth) Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56] II-6
cent cent: sent (Puth) cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)] III-3-1