24487 |
vogelmuur |
hennendarm:
henǝndę.rǝm (P196p Veulen)
|
Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.]
I-5
|
18398 |
voile, falie |
sluier:
slø.ər (P196p Veulen)
|
sluier [ZND A2 (1940sq)]
III-1-3
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volək (P196p Veulen)
|
een volk [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bēǝr (P196p Veulen)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
18963 |
voor de gek houden |
kloten:
jomand klŭtə (P196p Veulen)
|
iemand foppen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
29951 |
voorhamer |
voorhamel:
vøjǝrhǫmǝl (P196p Veulen)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|
17852 |
vooroverduikelen |
een huppelebelle maken:
Mv.? [RK]
hūpələbelə mokə (P196p Veulen)
|
over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
25471 |
voorschoot |
voordoek:
vø̜rk (P196p Veulen)
|
De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.]
II-11
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
voordoek:
vørk (P196p Veulen, ...
P196p Veulen)
|
voorschoot (van vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot (van werklieden) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
33975 |
voorstrengen |
lange staarten:
lange staarten (P196p Veulen)
|
Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62]
I-10
|