e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q001p plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuinig zijn pitsen: hiè pitst zə (Zonhoven) Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)] III-3-1
zult, preskop geperste kop: geperste hoofdkaas  gəpeͅzdəkop (Zonhoven) hoofdkaas [Goossens 1c (1955b)] III-2-3
zure haring rolmops: rolmops (Zonhoven), wijnharing: wèè.ënhië.ring (Zonhoven) in wijnazijn opgelegde haring || rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zuring (alg.) kalverblaren: z. L.J. p. 112-113  ka.lleverbliër (Zonhoven), zurkel: omzetting rk-1>l - kr: mnl. suerkele, surkel; S. zulker, sulker; z. L.J. p. 111-112  sö.lleker (Zonhoven), sö.rrekel (Zonhoven) zuring || zuring, m.n. ridderzuring III-4-3
zuring, groente sulker: se.ləkər (Zonhoven), seluker (Zonhoven), sulleker (Zonhoven), søləkər (Zonhoven), surkel: surkel (Zonhoven) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] I-7
zuster non: non (Zonhoven), zuster: zuster (Zonhoven), zö.ster (Zonhoven), zöstər (Zonhoven), zøstər (Zonhoven), zøͅstər (Zonhoven), zɛstər (Zonhoven) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [ZND 04 (1924)] III-2-2, III-3-3
zuur zuur: zōē.ër (Zonhoven) zuur III-2-3
zuur oprispen de zooi hebben: #NAME?  də zoj hö:bən (Zonhoven) oprispen [ZND 05 (1924)] III-1-2
zuurdeeg desem: dējǝsǝm (Zonhoven), dēsǝm (Zonhoven), dēǝ.sǝm (Zonhoven) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdesem desem: dejəsəm (Zonhoven), Desem dee.ësem èn zwárt broet: zuurdeeg in grof roggebrood  dee.ësem (Zonhoven) zuurdeeg || zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)] III-2-3