e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vroenhoven

Overzicht

Gevonden: 1550

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
arresteren aanhouden: dao gɛndɛ̄rmə həbbə həm ōͅngəhāwə (Vroenhoven) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
as as: as (Vroenhoven), asch (Vroenhoven), assen: assə (Vroenhoven) as [ZND 32 (1939)] III-2-3
asblok asblok: as˱blǫk (Vroenhoven) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
aswoensdag asgoensdag: asgoonsdeg (Vroenhoven) Aswoensdag. [ZND 19A (1936)] III-3-3
auto auto: p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  otto (Vroenhoven) auto III-3-1
autoped trottinette (fr.): /  trottinet (Vroenhoven), p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  trottinette (Vroenhoven) Autoped. || autopet [SND (2006)] III-3-2
avegaar draaiboor: dręjbǭr (Vroenhoven), handboor: hānt˱bǭr (Vroenhoven), never: nē̜vǝr (Vroenhoven) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
avondmaal avondbrood: aovondbroed (Vroenhoven), oaventbroet (Vroenhoven) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)] III-2-3
baantje glijden op het ijs schrikkelen: šrikkələ (Vroenhoven) Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] III-3-2
baard vlimmen: vlømǝ (Vroenhoven) De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] I-4