23277 |
hoogmis |
hoogmis:
hu,əme.s (Q260p Walhorn)
|
hoogmis [RND]
III-3-3
|
22164 |
hooi |
hooi:
h˙ø̜i̯ (Q260p Walhorn)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
19629 |
houtskool |
krichelkool:
krexəlk‧ōͅəl (Q260p Walhorn)
|
houtskool
III-2-1
|
31803 |
houtsplinter |
split:
šple.t (Q260p Walhorn)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
ęšpanǝ (Q260p Walhorn)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
19791 |
kaars |
kaars:
keəts (Q260p Walhorn)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka:rtə (Q260p Walhorn)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kîês (Q260p Walhorn)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
22622 |
kaatsen |
met de bal spelen:
metər ba.l sjpɛ.lə (Q260p Walhorn)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
21760 |
kar |
kar:
kār (Q260p Walhorn)
|
Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.]
I-13
|