e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kooppenning afrekenen (ww.): aofrekene (Maastricht), akte: den akt (Tessenderlo), bail (fr.): vgl. Sint-Truiden Wb. (pag. 52): baj, huurceel.  bòi (Loksbergen), drinkgeld: drenkgeld (Hoeselt), drenkgelt (Veulen), dreŋkxeͅlt (Paal), dreŋkXɛlt (Guigoven), drēnkgaild (Borgloon), dreͅjnkgeͅjlt (Kortessem), drinkgeld (Halen, ... ), drinkgelt (Wellen), driŋkxēͅlt (Sint-Truiden), Waarschijnlijk horen deze gegevens bij P 176 maar dit is niet zeker, er staat geen plaatscode op de lijst zelf.  dreͅŋkgelt (Sint-Truiden), godsalder: chootsheldər (Grevenbicht/Papenhoven), een gaodsalder (Mechelen-aan-de-Maas), Gods halder (Gulpen), gotsaltər (Heerlen), goudzalder (Boorsem), goutshelder (Maastricht), gōtsheͅldər (Lanaken), gōͅtshälər (Maastricht), goͅdsalder (Opgrimbie), goͅtshaldər (Welkenraedt), goͅtšeͅldər (Mechelen-aan-de-Maas), goͅ‧t.shaldər (Eupen), gôdssaloər (Eigenbilzen), Opm. toegift (zie achteraan vragenlijst).  de gaodsalder (Limbricht), WNT: heller - vaak, in jonger vorm, helder -, Mhd., nhd., mnl. heller. Oorspronkelijk eene Duitsche munt, benoemd naar Hall in Zwaben (verg. daalder de waarde was die van 1/2 of ongeveer 1/3 penning.  gaodsalder (Gulpen), gaodsheller (Maastricht), goatssalder (Wijlre), godsalder (Hoensbroek, ... ), godssalder (Gulpen, ... ), gotsalder (Oirsbeek), gotsaltər (Epen), goudsalder (Amby), goëtsalder (Gronsveld), gōūdsalder (Schimmert), godsalver: goudzeiləver (Kanne), godscent: godscent (Beverst), goͅtseͅnt (Heythuysen), bestaat sinds 50 jaar niet meer  gotsent (Herk-de-Stad), godsdaalder: godsdaalder (Ten-Esschen/Weustenrade), godsgeld: gaodsgeld (Montfort, ... ), gentsgeldj (Rotem), geutsgeld (Gruitrode), goadsgeld (Neerharen), goadsgeldj (Ell), godsgeld (Bree, ... ), gotsgeltj (Kapel-in-t-Zand), gōtsgelt (Lanklaar), gōtsgeͅlt (Kinrooi), gòodsgeldj (Rotem), gôdsgeldj (Melick), Opm. toegift (zie bijlage).  gaodsgeldj (Nunhem), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿).  gōͅtsxeͅltʔ (Stokkem), raakt uit de mode  gotsgeltj (Geistingen), godspenning: gaodspenning (Echt/Gebroek, ... ), gaodspènning (Heel), gaotspenning (Urmond), goadspenning (Waubach), godspenning (Ittervoort, ... ), goedpenning (Sint-Lambrechts-Herk), goodspenning (Mheer, ... ), gospenning (Tienray), gōͅtspɛnəŋ (Rekem), goͅdspeniŋ (Rekem), goͅdspeͅniŋ (Kuringen), gòdspenning (Maastricht), godszalver: WNT: heller - vaak, in jonger vorm, helder -, Mhd., nhd., mnl. heller. Oorspronkelijk eene Duitsche munt, benoemd naar Hall in Zwaben (verg. daalder de waarde was die van 1/2 of ongeveer 1/3 penning.  gôdszalver (Schimmert), half stuk: 2,5 F.  ən haləf støk (Overpelt), handgeld: haandgeld (Itteren), handgeld (Berbroek, ... ), handgeldj (Kessenich), handgeldsj (Bree), handgelt (Hulsberg), handgɛldsj (Bocholt), handj geldj (Maasniel, ... ), handjgeldj (Haelen, ... ), handjgeljt (Brunssum), handjgèlt (Reuver), handjgéldj (Guttecoven), hangd-geld (Sevenum), hanjdgeljd (Thorn), hanjtgéljt (Roermond), hankgélt (Nieuwenhagen), hantgeltj (Geistingen), hantj geltj (Kelpen), hantjgeltj (Kapel-in-t-Zand), hantxēͅlt (Beringen), hāntgelt (Maastricht), heenkgeld (Maasbree), hendjgeldj (Stein), hàndgeld (Venray), hàndgeldj (Weert), hàngdgeld (Sevenum), hànjt pènning (Susteren), hántgelt (Venlo), ⁄t handgeld (Klimmen), bestaat niet meer  handgeld (Grote-Brogel), o.  ha.nt˃geͅ.lt (Eys), ps. boven de è (van ...gèlt) staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  ha.ntgèlt (Maastricht), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  handgeld ? (Geulle), handpenning: handpenning (Kesseleik, ... ), hankpénning (Nieuwenhagen), koopgeld: koͅpxelt (Eksel), kooppenning: kauppenning (Lanaken), koopsom: kuəpsum (Paal), lijkkop: liekop (Kanne), maquignonsgeld: [verbastering van Fr. maquignon, 1. paardenkoper, (onbetrouwbare) veekoopman; -2. sjacheraar, koppelaar (?, rk)].  maŋkəljoŋsjeͅlt (Vaals), meepenning: mee peening (Koninksem), opleggeld: oͅplēͅXgeͅld (Lummen), pand: paand (Bilzen), sleutelgeld: sjleutəgéljt (Roermond), (bij huis).  sjleutelgeltj (Herten (bij Roermond)), stuk: ein stĕk (Meeuwen), 5 F  ə støk (Overpelt), voorschot: voorschot (Leopoldsburg, ... ), vuursjot (Merkelbeek), ə vērsxøt (Hasselt), (= voorschot geven).  verskot geven (Jeuk), werdel: WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.  wiərəl (Bocholt) een klein aalmoes terstond gegeven bij aankoop (moest aan de armen gegeven worden) [N 21 (1963)] || een munt, die de koper gaf aan de verkoper (hoogte v.h. bedrag afhankelijk v.d. grootte van de koop) [N 21 (1963)] || het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] || het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)] || Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)] || kooppenning (bij het sluiten van een koop) [ZND B2 (1940sq)] || niet vaststaande, kleine som die door de koper aan de verkoper werd gegeven, opdat deze laatste zeker zou zijn dat zijn waar afgehaald (en betaald) zou worden [N 21 (1963)] III-3-1