19743 |
gevel |
gevel:
gēͅvəl (L282p Achel)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevuulig (L282p Achel),
nog goed voelen:
ich vul nog goed mè mien haand (L282p Achel)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
doof:
doef (L282p Achel),
doeëf (L282p Achel)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevurmd wèren (L282p Achel)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewelf (L282p Achel),
plafond:
plafǫn (L282p Achel),
zolder:
zǫldǝr (L282p Achel)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
muurschildering:
muurschildering (L282p Achel)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
conscintie (<fr.):
consiëntie (L282p Achel)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜ri (L282p Achel)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gəvrext (L282p Achel, ...
L282p Achel),
knook:
knook (L282p Achel)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
smoel:
smul (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|