21497 |
hartelijk |
goed:
z hêbmen os goed ontvangen (L282p Achel),
vriendelijk:
vriendelek (L282p Achel)
|
Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
harten (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
18090 |
hartinfarct |
beslag:
beslaag (L282p Achel)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (hartverlamming, beslag, infarct, attaque). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
32977 |
haver |
haver:
hā.vǝr (L282p Achel)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
32993 |
haverbel |
bel:
bɛl (L282p Achel)
|
Haver heeft geen aren, maar bellen waarin de korrels zich bevinden. Zie afbeelding 1, b, 1. [JG 1a; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]ke.st (L282p Achel)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
34285 |
haverkorfje |
havermandje:
hāvǝrmɛntjǝ (L282p Achel)
|
Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112]
I-11
|
20675 |
havermout |
havermout:
Syst. Frings
hāvərmoͅu̯t (L282p Achel)
|
Havermout [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20607 |
havermoutpap |
havermoutepap:
Syst. Frings
hāvərmoͅu̯təpap (L282p Achel)
|
Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|