23258 |
het angelus luiden |
engel des heren:
engel des heren (L282p Achel)
|
Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afmaaien:
t groas aafmejen (L282p Achel)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
23990 |
het heilig oliesel ontvangen |
heilige olie ontvangen:
heiligen olie ontvangen (L282p Achel)
|
Het H. Oliesel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ benǝn (L282p Achel)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
aftrekken:
aftrɛkǝn (L282p Achel)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
afstappen:
afstapǝn (L282p Achel),
aftreden:
ā.ftrę.i̯ǝn (L282p Achel)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
23609 |
het misboek omdragen |
boek naar de evangeliekant dragen:
boek no de evangeliekant dragen (L282p Achel)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23573 |
het orgel trappen |
orgel treden:
urgeltraejen (L282p Achel)
|
Het orgel treden of trappen, de blaasbalg tredend met lucht vullen en gevuld houden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lęi̯ǝn (L282p Achel)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbele lijn:
dǫbǝl lin (L282p Achel),
op de dubbele lijn varen:
ǫp˱ dǝ dø̜bǝl liŋ vǭǝ.rǝn (L282p Achel)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|