23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
mierstemmige mis (L282p Achel)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21273 |
meester |
meester:
Hij hadt veul van voader en moewder, van Pa en Ma, van oewem en taante, van de mester en de gebuur, van den timmermaan (L282p Achel),
mɛstər (L282p Achel)
|
(school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
28868 |
meetlint |
lintmeter:
lēntmē̜tǝr (L282p Achel)
|
Een oprolbaar ± 150 cm lang meetlint, vervaardigd van linnen en inwendig van koperdraad voorzien om het rekken of krimpen tegen te gaan (Gerritse, pag. 21). Zie afb. 2. [N 59, 2; N 62, 69]
II-7
|
22458 |
mei |
mei:
mei (L282p Achel),
meiboom:
Sub richtens: De mèèiboe-w-em stued-aal op t daak, t-sal binnekort richtes zien!
mèèiboe-w-əm (L282p Achel)
|
[Meiboom]. || de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
meid:
mɛi̯t (L282p Achel)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
haagdoorn:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
haagdoorn (L282p Achel),
heg:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
heg (L282p Achel),
pikkerstuin:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
pikkerstoen (L282p Achel),
rode haagdoorn:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
rooien haagdoorn (L282p Achel),
tuin:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
toen (L282p Achel)
|
haag- of meidoorn, met rode bloemen [ZND 24 (1937)] || haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005
meikever (L282p Achel),
mulder:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; wit-grijs
mulder (L282p Achel)
|
meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21699 |
meineed |
meineed:
meinieëd (L282p Achel)
|
een valse eed, meineed [N 96D (1989)]
III-3-1
|
20309 |
meisje |
maagdje:
mèchtsje (L282p Achel)
|
maagdje
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meid:
meid (L282p Achel)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)]
III-2-2
|