17850 |
omhooggaan |
naar boven gaan:
no boven goan (L282p Achel),
omhooggaan:
omhoeg goan (L282p Achel)
|
Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sluis:
slø̜i̯s (L282p Achel)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
29056 |
omslag |
omslag:
ømslāx (L282p Achel)
|
Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW]
II-7
|
18429 |
omslag [wld ii.7, p.82] |
omslag:
umslaag (L282p Achel)
|
Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
neusdoek:
nøzək (L282p Achel),
Vervorming van neusdoek.
nuzzek (L282p Achel)
|
doek die vrouwen om hals en schouder geslagen dragen || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34211 |
omweiden |
verplaatsen:
vǝrplātsǝn (L282p Achel),
verzetten:
vǝrzɛtǝn (L282p Achel)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (L282p Achel)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
afzetten (ww.):
afzetten (L282p Achel),
bedriegen (ww.):
bedriegen (L282p Achel)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34608 |
onderbak |
bak:
bak (L282p Achel)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
33450 |
onderdeur |
onderste paardsdeur:
ǫndǝrstǝ pęrs˱dø̜̄r (L282p Achel)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|