32927 |
op oppers zetten, opperen |
heukelen:
hø̄kǝlǝn (L282p Achel),
op grote heukels zetten:
ǫp grutǝ [heukels] ˲zętǝ (L282p Achel),
opperen:
ǫpǝrǝn (L282p Achel)
|
Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
23675 |
op retraite gaan |
op retraite (fr.) gaan:
op retraite goan (L282p Achel)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32920 |
op rijen zetten |
optijlen:
ǫptē̜lǝn (L282p Achel),
rijen maken:
[rijen] mā.kǝ (L282p Achel),
tijlen maken:
[tijlen] mākǝ (L282p Achel)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
32929 |
op ruiters zetten, ruiteren |
ruiteren:
rø̜̄i̯tǝrǝn (L282p Achel),
rø̜̄u̯tǝrǝ (L282p Achel)
|
Het bijeenzetten van het gedroogde hooi op houten stellages, doorgaans ruiters of bokken genoemd (zie het lemma ''hooiruiter''), zodat het zonder in contact met de bodem te staan, verder kan drogen, voordat het van het veld naar de boerderij wordt gebracht. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hooiruiter, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hooiruiter''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hooiruiter''.' [N 14, 113b; JG 1b add.]
I-3
|
33205 |
opbrengst van een aardappelstruik |
bos:
bǫs (L282p Achel)
|
Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19]
I-5
|
17897 |
opeenschuiven |
schuiven:
schuijven (L282p Achel)
|
Op elkaar schuiven (stroppen, schuiven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21548 |
openbare verkoop |
koopdag:
ps. omgespeld volgens IPA.
koͅbdax (L282p Achel, ...
L282p Achel),
uitverkoop:
oetverkoep (L282p Achel),
verkoop:
verkoewp (L282p Achel)
|
Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)] || openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
snelzeiker:
Vroeger. Uit snel + zeiken.
snelzèèiker (L282p Achel)
|
vrouwenbroek met lange pijpen en een te openen voorstuk
III-1-3
|
23457 |
opening in een galmgat |
luik:
luik (L282p Achel)
|
Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
opereren (L282p Achel)
|
Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)]
III-1-2
|