28551 |
propolis |
propolis:
propolis (L282p Achel)
|
Harsachtige stof waarmee de werkbijen alle openingen en naden van hun woning dichtkitten tegen tocht, kou en waterdamp. De propolis wordt ook gebruikt om te effenen en raten te versterken. De werksters halen deze stof uit bloemknoppen en harsdruppels van naaldbomen. Zelfs verf, teer of asfalt kunnen er de grondstof voor zijn. [N 63, 53a, N 63, 53b; Ge 37, 141; monogr.]
II-6
|
22310 |
proppenschieter |
klapbus:
klabes (L282p Achel),
klabus (L282p Achel),
/
klabus (L282p Achel),
rabuis:
B.v. Kunde mich gènne robbes maken?
robbəs (L282p Achel)
|
/ [SND (2006)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] || Robbus: proppenschieter.
III-3-2
|
20456 |
prostituée |
hoer:
hoer (L282p Achel)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
vliegenkast:
vligəkas (L282p Achel)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
18403 |
pruik |
pruik:
prujk (L282p Achel)
|
Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20911 |
pruim |
pruim:
proem (L282p Achel),
reine claude (fr.):
ook in L 286, Hamont
riggeloot (L282p Achel)
|
[ZND 34 (1940)]Reine-Claude, soort pruim
I-7
|
18926 |
prutsen |
fikfakken:
fikfakken (L282p Achel),
futselen:
futselen (L282p Achel),
kloten:
kloe-w-eten (L282p Achel),
prullen:
prullen (L282p Achel),
prullen, ergens mee spelen (L282p Achel),
prutselen:
prutselen (L282p Achel),
prutsen:
prutsen (L282p Achel),
vodden:
vodden (L282p Achel)
|
beuzelen, prutsen, sukkelen || Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || prutsen: betekenis [ZND 40 (1942)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)] || werk van weinig waarde of betekenis doen
III-1-4
|
18908 |
prutser |
hannesen:
hannesen (L282p Achel)
|
zich gedragen als een hannes, lummel, sukkelaar, knoeien
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
geknoei:
wa geknoei (L282p Achel),
kloterij:
kloe-w-eterij (L282p Achel)
|
prutsig werk, beuzelarij || Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
20311 |
puber |
snotterbroek:
een van de eerste
snotter-broek (L282p Achel)
|
iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)]
III-2-2
|