e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rails rails (<eng.): rals (Achel), rels (Achel) rails [ZND 41 (1943)] III-3-1
rammelaar mannetje: mɛnəkə (Achel), rammelaar: rammeleir (Achel), rammeltje: rammelken (Achel) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1, III-3-2
rammelkar hotselkar: hǫtsǝlkar (Achel  [(een kar die aan het verslijten is)]  ) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
rammenas rammenas: ramenas (Achel), rəmənas (Achel) [ZND 41 (1943)] I-7
rand van een hoed rand: rand (Achel) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank paard (een) luxe: lyks (Achel) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ransuil katuil: klein; precies een kattekop  katyl (Achel) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gerstig (Achel) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Achel) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Achel) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1