id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22703 | sinterklaas | sinterklaas: sinterklus (Achel), Sub speculatie: Van sinderkloas haauw ie speulgoed en spikloatie gekregen. sindərkloas (Achel) | 6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)] || [Sinterklaas]. III-3-2 |
21444 | sjacheraar | sjachelaar: ps. omgespeld volgens IPA. šaxəlēͅr (Achel) | sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1 |
21581 | sjacheren | sjacheren: ps. omgespeld volgens IPA. šaxərən (Achel), tuisen: B.v. Weelde oauwe gloaze knikker toesen vur twie-j-e huven? toesən (Achel) | Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] || Tuisen: 1. ruilen, sjacheren. III-3-1, III-3-2 |
33587 | sjalot | sjarlot: sxərloͅtən (Achel) | sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7 |
21143 | sjees | sjees: šēs (Achel), sjeesje: šɛskǝ (Achel) | Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13 |
18686 | sjerp | sluier: slør (Achel) | sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3 |
22477 | sjoelen | sjoelbakken: sjoelbakken (Achel) | het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)] III-3-2 |
33550 | sla, algemeen | salade: slōͅi (Achel) | [Goossens 1b (1960)] I-7 |
17870 | slaan | slaan: bunt ɛn blaou gəslāgən (Achel), payrs en blauw geslagen (Achel), pêrs en blow geslagen (Achel), pəRz ɛn blaouw gəslāgən (Achel) | bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2 |
33028 | slaan met de zicht | slaan: slǫǝn (Achel) | De slaande beweging maken met de zicht. Zeer vaak werd voor deze vraag dezelfde opgave gegeven als voor de algemene vraag "maaien met de zicht". Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die niet identiek zijn met de vragen "inkappen" of algemeen "maaien met de zicht". Zie ook de toelichting bij het vorige lemma ''maaien met de zicht'' (4.2.1). [N 15, 16f; monogr.] I-4 |