33794 |
teelzak |
buidel:
byl (L282p Achel)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38]
I-9
|
17680 |
teen |
teen:
tiən (L282p Achel, ...
L282p Achel)
|
teen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
klabodderen:
klabǫdǝrǝn (L282p Achel
[(zeer wild lopen)]
)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|
22429 |
tegen de bal schoppen |
schieten:
schieten (L282p Achel),
schoppen:
schuppen (L282p Achel),
stampen:
stampen (L282p Achel),
wegstampen:
wegstampen (L282p Achel)
|
Hoe heet iets met een voetbeweging verwijderen in het voetbalspel om de bal in een richting te jagen: de bal ... [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
24004 |
ten doop houden |
ten doop houden:
ten doeëp haowen (L282p Achel)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23638 |
ten offer gaan |
ten offer gaan:
ten offer goan (L282p Achel)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24055 |
ten volle bediend zijn |
heilige olie ontvangen:
heiligen olie ontvangen (L282p Achel)
|
Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17632 |
tepel |
deem:
dēm (L282p Achel, ...
L282p Achel),
tepel:
tepels (L282p Achel),
tēpǝl (L282p Achel)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]borsttepels [N 10c (1995)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-12, I-9, III-1-1
|
34452 |
tepel van een geit |
deem:
dēm (L282p Achel)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|
34320 |
tepel, tet |
mem:
mɛm (L282p Achel),
tepel:
tē.pǝl (L282p Achel),
tēpǝl (L282p Achel)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|