e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de grond omwoelen moren: mōrǝn (Achel) Met de hoorns de grond omwoelen, gezegd van de koe. [N 3A, 9c] I-11
de grond vasttreden, aanstampen trappelen: tra.pǝlǝn (Achel) In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.] I-2
de hoogkar doen achteroverslaan opstoten: opstuǝtǝ (Achel) De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89] I-13
de huiszegen bidden het huis zegenen: et hoews zegenen (Achel) De Huiszegen bidden. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen aansteken aansteken: kersen oansteken (Achel) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven uitdoen: oewtdoeng (Achel) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarten schudden doorsteken: de kaorten doorsteken (Achel), de kaorten goeuwt dooersteiken (Achel) Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)] III-3-2
de kar wipt kwikken: (de kar) kwekt (Achel) Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99] I-13
de kerkgang maken de kerkgang doen: de kerkgank doeng (Achel) De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)] III-3-3
de kruisweg bidden de kruisweg doen: de kruusweeg doeng (Achel) De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3