e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gevel gevel: gēͅvəl (Achel) een schoone gevel [ZND 35 (1941)] III-2-1
gevoelig (zijn) gevoelig: gevuulig (Achel), nog goed voelen: ich vul nog goed mè mien haand (Achel) mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)] III-1-1
gevoelloos (zijn) doof: doef (Achel), doeëf (Achel) in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)] III-1-1
gevormd worden gevormd worden: gevurmd wèren (Achel) Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)] III-3-3
gewelf gewelf: gewelf (Achel), plafond: plafǫn (Achel), zolder: zǫldǝr (Achel) Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)] II-9, III-3-3
gewelfschildering muurschildering: muurschildering (Achel) Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)] III-3-3
geweten conscintie (<fr.): consiëntie (Achel) Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)] III-3-3
gewone spurrie spurrie: spø̜ri (Achel) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewricht gewricht: gəvrext (Achel, ... ), knook: knook (Achel) gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)] III-1-1
gezicht (spotnamen) smoel: smul (Achel, ... ) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1