33059 |
schoven binden |
binden:
bindǝ (L191p Afferden)
|
Het werk van de binder die achter de zichter aankomt en die om de hoeveelheid halmen die de zichter afgetrokken heeft twee (soms ook één) banden doet en zo de garven, gebonden schoven, maakt. Wanneer het graan met de zeis gemaaid wordt en de aflegger achter de maaier aankomt, worden het "afleggen", het "vormen" en het "binden" vaak in één doorgaande handeling uitgevoerd. Jassen en kassen worden (elders) ook gebruikt voor het opzetten en samenbinden van de korenhokken, zie het lemma ''schoven opzetten in een hok'' (4.6.13). De volgorde van de varianten van het type binden is: a. consonantcluster: -nd-/-ndj-/-]d, -n-, -nj-, -]-; b. vocalisme: -e-, -ę-, -ęi̯-, -ē-, -i-.' [N 15, 15d, 15e2 en 20; JG 1a, 1b; A 23, 16.2; L 1 a-m; L 1u, 15; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2, Lu 2, 34.2; monogr.]
I-4
|
29984 |
schraag |
schraag:
sxrāx (L191p Afferden)
|
Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.]
II-12
|
18133 |
schram |
schram:
schröam (L191p Afferden),
schröm (L191p Afferden)
|
schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
schrammen:
schröme (L191p Afferden)
|
schrammen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
schrede:
schrĕĕj (L191p Afferden)
|
schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
schreeuwen:
schrèwe (L191p Afferden)
|
schreeuwen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33816 |
schrikachtig |
schouw:
sxǫu̯ (L191p Afferden)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
schrikkeljoar (L191p Afferden)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
19411 |
schroeien |
schroeien:
sxrø͂ͅi̯ə (L191p Afferden)
|
schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
18844 |
schuchter |
bleu:
bleuje (L191p Afferden)
|
bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|