e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tandvlees tandvlees: tandvleis (Afferden) tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
tante mui: mui (Afferden), vroeger  mui (Afferden), tante: tante (Afferden), tānte (Afferden), geen verschillende woorden  taânte (Afferden) moei (tante) [SGV (1914)] || tante [SGV (1914)] || tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2
tarwe weit: wɛi̯t (Afferden) Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
teelballen ballen/bollen: Gemeen.  balle (Afferden), kloten: Gemeen.  kloote (Afferden), knikkers: Schertsend.  knikkers (Afferden) [N 10c (1961)] III-1-1
teelballen, testes kloten: klōǝtǝ (Afferden) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teen teen: tieën (Afferden), tiēën (Afferden) teen [SGV (1914)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
teentreder teentreder: teentreder (Afferden) Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b] I-9
telegram telegram: telegram (Afferden) telegram [SGV (1914)] III-3-1
telen, verbouwen kweken: kwēkǝ (Afferden) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
tepel tepel: tēpǝl (Afferden) Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-9