17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tandvleis (L191p Afferden)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20357 |
tante |
mui:
mui (L191p Afferden),
vroeger
mui (L191p Afferden),
tante:
tante (L191p Afferden),
tānte (L191p Afferden),
geen verschillende woorden
taânte (L191p Afferden)
|
moei (tante) [SGV (1914)] || tante [SGV (1914)] || tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32980 |
tarwe |
weit:
wɛi̯t (L191p Afferden)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
17715 |
teelballen |
ballen/bollen:
Gemeen.
balle (L191p Afferden),
kloten:
Gemeen.
kloote (L191p Afferden),
knikkers:
Schertsend.
knikkers (L191p Afferden)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
33793 |
teelballen, testes |
kloten:
klōǝtǝ (L191p Afferden)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
17680 |
teen |
teen:
tieën (L191p Afferden),
tiēën (L191p Afferden)
|
teen [SGV (1914)] || tenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
33835 |
teentreder |
teentreder:
teentreder (L191p Afferden)
|
Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b]
I-9
|
21208 |
telegram |
telegram:
telegram (L191p Afferden)
|
telegram [SGV (1914)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
kweken:
kwēkǝ (L191p Afferden)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
17632 |
tepel |
tepel:
tēpǝl (L191p Afferden)
|
Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-9
|