17705 |
uitwerpselen |
stront:
stroont (L191p Afferden)
|
uitwerpselen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
21387 |
unster |
ponder:
mit unne punder wêge (L191p Afferden),
punder (L191p Afferden)
|
unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (L191p Afferden),
zeik:
zeik (L191p Afferden)
|
urine [N 10c (1961)]
III-1-1
|
34061 |
vaars |
maal:
mǭl (L191p Afferden)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
sxotəlsleͅt (L191p Afferden)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
28963 |
vademen |
in de/een naald(e) doen:
en dǝ nǭlt dūn (L191p Afferden)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
vaatje:
wordt door de kleintjes gezegd; cf. WNT s.v. "va"; dim. "vaatje"en "vake
vake (L191p Afferden),
vad:
dit zeggen kinderen
fat (L191p Afferden),
vader:
vader (L191p Afferden, ...
L191p Afferden,
L191p Afferden)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (L191p Afferden)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
kling:
kleŋk (L191p Afferden)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
rolgordijn:
rolgordien (L191p Afferden)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|