17779 |
hersenen |
hersens:
herses (L191p Afferden)
|
hersenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
34005 |
het paard leiden |
mennen:
męnǝ (L191p Afferden),
met de leis:
met˱ dǝ lęi̯s (L191p Afferden
[(leis: toom / teugel)]
)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
33921 |
het paard wennen aan tuig en arbeid |
aanspannen:
anspanǝ (L191p Afferden),
tuigen:
tȳgǝ (L191p Afferden)
|
[N 8, 99]
I-9
|
19768 |
het vuur aansteken |
aanstoken:
aanstoker van een twist = oorêpel
anstoake (L191p Afferden)
|
aanstoken [SGV (1914)]
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
uitdoen:
uutdo͂e͂n (L191p Afferden),
uitmaken:
uutmaake (L191p Afferden)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
20404 |
heten |
heten:
hiete (L191p Afferden)
|
heeten [SGV (1914)]
III-2-2
|
17645 |
heup |
heup:
höp (L191p Afferden)
|
heup [SGV (1914)]
III-1-1
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
hoogte:
högt (L191p Afferden)
|
hoogte [SGV (1914)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (L191p Afferden, ...
L191p Afferden,
L191p Afferden)
|
hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
18012 |
hijgen |
hijgen:
hiege (L191p Afferden)
|
hijgen (naar adem) [SGV (1914)]
III-1-2
|