e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

Gevonden: 1858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kletsoor slag: slax (Afferden) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf klapspaan: Van Dale: klapspaan, 2. (fig.) verklikker, verklikster.  klapspoan (Afferden) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klit klis: klis (Afferden) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
klokhuis kroos: kroos (Afferden) Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] III-2-3
kluit aarde kluit: klyt (Afferden) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: klŏŏwe (Afferden) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knecht knecht: un nĕĕje knēcht (Afferden) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knēxt (Afferden) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen knijpen: knieppe (Afferden) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneu heivink: heivink (Afferden) kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1