30795 |
looien |
looien:
lojǝ (L191p Afferden)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
lot (L191p Afferden)
|
loot [SGV (1914)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loeëpe (L191p Afferden),
B.v. wij loope nog efkes rond.
loope (L191p Afferden)
|
lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21218 |
losse plankbrug |
vonder:
vondere (L191p Afferden)
|
vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
luchtpiepe (L191p Afferden)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
lŏŏcht (L191p Afferden),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
locht (L191p Afferden, ...
L191p Afferden)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
strijker:
striker (L191p Afferden),
strijkhoutje:
strĭĕkhöltje (L191p Afferden)
|
lucifer [SGV (1914)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
lui (L191p Afferden)
|
lui (traag) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
leuj (L191p Afferden),
luej (L191p Afferden)
|
lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
schreeuwen:
schrauwe (L191p Afferden, ...
L191p Afferden)
|
krijten [SGV (1914)]
III-1-4
|