25827 |
gelegerd bier |
gereed bier:
gǝręjt bīr (P120p Alken)
|
Bier dat de nagisting heeft ondergaan. [N 35, 84; monogr.]
II-2
|
22334 |
gelijkspelen |
boef spelen:
boef spéële (P120p Alken)
|
quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23206 |
geloof |
geloof:
hije hee-it zen geloof verloe-iren (P120p Alken)
|
Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
geleuve (P120p Alken)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
26287 |
geluid maken, gezegd van de kammen |
slaan:
slø̜n (P120p Alken)
|
Het geluid van de kammen van het aswiel bij het malen. Afhankelijk van het al dan niet goed functioneren van het gangwerk hoort men een aangenaam of een onaangenaam geluid. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de kammen niet op de juiste steek zijn gezet. [N O, 11p; Vds 95; Jan 114; Coe 89; Grof 112]
II-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
geluksvogel (P120p Alken)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gema-ék (P120p Alken)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemekkelek (P120p Alken)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondman:
vaslaovetmaan (P120p Alken)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gemeen (P120p Alken)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|