19693 |
huis, woning |
huis:
hās (P120p Alken)
|
huis [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
məssə mv. (P120p Alken)
|
mus [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppelen (P120p Alken)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
22405 |
hutselen |
schudden:
schùdde (P120p Alken)
|
schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19887 |
huurcontract |
contract:
ich hop ə koͅntrak van drei jouwer (P120p Alken)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)]
III-3-1
|
21333 |
huurpenning |
werdeling:
jo.i.ling (P120p Alken)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)]
III-3-1
|
19089 |
iemand uitschelden |
uitschelden:
plat
imant oïtschejele (P120p Alken),
verwijten:
imant verwejete (P120p Alken),
verwijten (P120p Alken)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
21563 |
ijken |
ijken:
eerste e van eken als est in Fr.
gewiechtən ekən (P120p Alken),
pegelen:
pɛjgǝlǝ (P120p Alken)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] || De gewichten van de bascule ijken. Dit geschiedde jaarlijks door een overheidsfunctionaris. [Coe 262; Grof 287]
II-3, III-3-1
|
17995 |
ijlen |
ijlen:
ijlen (P120p Alken)
|
Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
26392 |
ijs kappen |
(ijs) kappen:
kapǝ (P120p Alken)
|
Het ijs rond het molenrad wegkappen. [Jan 95; Coe 78; Grof 96]
II-3
|