id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34051 | mannelijk kalf | durenkalf: dȳrǝ[kalf] (Alken) | [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11 |
34393 | mannelijk schaap | bok: bok (Alken), weer: wei̯ǝr (Alken) | Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12 |
21918 | mannelijke duif | hoorn: (h)oͅən (Alken), hō.n (Alken) | Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] III-3-2 |
24204 | mannelijke eend | weenderik: wi̯ō.nǝrek (Alken) | [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12 |
34446 | mannelijke geit | bok: buk (Alken), geitenbok: gęi̯.tǝbok (Alken) | [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12 |
19960 | mannelijke hond, reu | mannetje: mɛnəkə (Alken) | reu [Goossens 1b (1960)] III-2-1 |
19822 | mannelijke kat, kater | kater: kōͅə.tər (Alken) | kater [Goossens 1b (1960)] III-2-1 |
18575 | mannenondergoed | mansondergoed: mansondergòèd (Alken) | Mannenondergoed [N 114 (2002)] III-1-3 |
24601 | maretak | maretak: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 155 en van ZND15, 011 marentak (Alken) | maretak [ZND 01 (1922)] III-4-3 |
21271 | markt | markt: en `t midde van de merk (Alken), mɛrək (Alken), mɛ̄rt (Alken), ter jas əver de mijt (Alken) | Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] || In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)] || markt [RND] III-3-1 |